Mythes: ‘In iedereen zit een gekwetst kind dat probeert te overleven‘
Deze week luisterde ik naar de aflevering ‘Slimmer dan je Ouders’ van De Publieke Tribune met Coen Verbraak (npo radio 1 – 9 sept 2023) In deze zelfde week las ik een interview in de Volkskrant met Francis Oomen, boekenschrijfster van de serie ‘Hoe overleef ik…’
In ‘Slimmer dan je Ouders’ vertellen inmiddels volwassen vrouwen hoe het is om op te groeien met verstandelijk beperkte ouders, die op alle gebieden nog kind zijn. Dat hier sprake is van een volledige overdracht van verantwoordelijkheden laat zich gemakkelijk raden. De voorbeelden zijn schrijnend en snijden die door de ziel van de gevoelige luisteraar. Bijkomend is dat deze kinderen ook nog eens door de hulpverlening en hun omgeving zwaar over het hoofd worden gezien en worden buitengesloten.
De geïnterviewden praten over diepe eenzaamheid en schaamte en noemen voorbeelden die ik zelf ook herken uit mijn jeugd, hoewel ik bepaald geen verstandelijk beperkte ouders had. Sterker nog de voorbeelden van verlatenheid door emotioneel niet beschikbare ouders doen zich voor in alle sociale lagen van de samenleving. Het is niet slechts voorbehouden aan een handje vol mensen met een beperking of anderszins gediagnosticeerd.
Bij verstandelijk beperkte mensen spreken we niet van parentificatie door onbewuste generationele (op oud zeer gebaseerde) overdrachten. Deze mensen zijn verstandelijk nog echt kind en dus is een nageslacht zonder deze beperking al snel de ouder van deze kind-ouders.
We onderscheiden dus mensen met een verstandelijke beperking (plm 1 miljoen in Nederland) die emotioneel en fysiek geen zorg voor hun kinderen kunnen dragen en mensen zonder deze beperking waarvan de kinderen eveneens ongezien opgroeien, maar dan meer onbewust. Het gaat om kinderen die in emotionele zin niet gezien en gehoord zijn, die (aanvankelijk ongemerkt) emotioneel zorgen voor hun ouders. Ook zij zijn ouder-kinderen van kind-ouders, hoewel dat soms lastig waarneembaar is voor de omgeving.
Twee vormen dus van parentificatie. Een op basis van geestelijke beperking en een op basis van intergenerationele disfunctionele overdrachten. Beide groepen, leveren kinderen op die beschadigd zijn en de rest van hun leven maar moeten zien te overleven.
Het is goed om naast deze afschuwelijke werkelijkheid van kinderen van verstandelijk beperkten ook de werkelijkheid te zien van die grote groep die eveneens ongezien opgroeien.
We doen dat op twee manieren juist niet, bijvoorbeeld door te vergelijken met in het oog springende uitzonderingen, de hier beschreven verstandelijk beperkte biologische ouders, maar ook zodra we komen te spreken over tweede en derde generatie oorlogsslachtoffers. Ook daar is in toenemende mate aandacht voor. Dat is prima, maar het leidt wel tot framing, namelijk dat je alleen recht van klagen hebt als je tot deze groepen behoort.
De tweede vorm van framen is het veralgemeniseren van kwetsuren, zoals de kop van het interview met Francis Oomen laat zien: ‘In iedereen zit een gekwetst kind dat probeert te overleven’. Daar bewijs je mensen ook geen dienst mee. Het is als wat Jan Geurtz schrijft in zijn bestseller ‘Verslaafd aan Liefde’, ik citeer “Het kind ervaart (aanvankelijk onbewust) dat het niet meer onvoorwaardelijk bewonderd, gekoesterd en verzorgd wordt, zoals in de baarmoeder en het eerste levensjaar, maar dat het moet veranderen om die verzorging en waardering veilig te stellen.” En dan verder: “De eerste momenten van zelfbewustzijn bij een kind ontstaan door het beëindigen van de aanvankelijke en vanzelfsprekende totale aanvaarding, en het beginnen met afwijzen en corrigeren van onwenselijk gedrag. Het kind leert dat het niet goed genoeg is zoals het is maar eerst moet voldoen aan voorwaarden om zich goed of gewenst te mogen voelen.” En dat tot slot: “Is het je duidelijk dat ons negatieve geloof, ons diepste gevoel van niet goed genoeg zijn, de basis is van ons zelfbeeld en dus ook van alle liefdesrelaties?”
Wat Geurtz hier doet is het veralgemeniseren en normaliseren van emotionele onbeschikbaarheid van ouders. Door te normaliseren – het zou voor ons allemaal gelden – wordt het voor gekwetste mensen meer behapbaar en verschaft het ook een alibi voor de eigen ouderrol. In het boek vervolgt Geurtz dan ook dat er dan in feite maar één (uit)weg is: spirituele ontwikkeling. Ik weet dat ik geen vrienden maak als ik deze route spirituele dwaling noem en betoog dat mensen via deze weg nog verder van huis raken. Voorbeelden in mijn praktijk te over.
Oomen, die geweldige boeken schrijft – a propos, ik beveel haar boeken zeer warm aan aan jongeren die zich niet begrepen voelen of in de knel zitten, ze brengt licht in de duisternis! Maar goed, Oomen dus, trapt ook in die valkuil, ook bij Oomen staat de olifant in de kamer, de omgeving kan het zien, ze spreekt er zelf over, maar op een andere laag wringt het dan toch, waardoor ze toch ook weer even probeert te ontsnappen aan haar eigen lot, door het te veralgemeniseren. Het niet zien van de olifant in de kamer! Blinde vlekken.
Emotionele verlatenheid doet zich voor bij kinderen met verstandelijk beperkte ouders, daar zie je heel duidelijk dat deze biologische ouders niet samenvallen met de beoogde rol van elke ouder die een kind ter wereld brengt, soortgelijke schade zien we ook bij intergenerationele trauma-overdrachten vanuit bijvoorbeeld de holocaust, maar voor een nog veel grotere groep geldt dat ook zonder een van deze bijzondere situaties sprake is van belastende intergenerationele overdracht. Dat zien we terug in een breed spectrum van sociale disfuncties, met mogelijk destructief coping gedrag (alcohol en middelengebruik) tot en met het eindeloze zoeken via zelfwerk en spiritualiteit.
In al deze gevallen is er altijd sprake van een vorm van onveilige hechting en het (daardoor) ook niet veilig hebben kunnen onthechten.
Niettemin geldt gelukkig voor de meeste Nederlanders dat ze niet tot een van deze categorieën behoren en hun kinderen een veilige jeugd hebben bezorgd met veilige hechting en veilige onthechting.